Reality check

Een baan. Je weet wel, in een gebouw, met faciliteiten, postvakje, vergaderingen, collega’s en een koffieautomaat. Met een conciërge die helpt met spullen klaarzetten. Een administratie voor al het papier- en computerwerk. Een afdelingshoofd waarbij je eens in het jaar op het matje moet komen om je uren te verantwoorden. Maar die ook kijkt hoe je verder kan ontwikkelen, zorgt voor bijscholing, je ondersteunt en meedenkt. Een baan. Met verzekeringen, pensioenopbouw, een loonstrook, een eindejaarsuitkering en vakantiegeld. Een baan. Met een receptionist die leerlingen afbelt als je ziek bent of een vervanger zoekt. Een baan. In een gebouw met collega’s waar je mee van gedachten kan wisselen. Die geen concurrenten van elkaar zijn maar samenwerken. Zo’n gebouw met een mooie concertzaal en met ARBO gekeurde leskamers, met alle benodigdheden en instrumentarium, geluidsdicht en akoestisch verantwoord voor de oren.

Zo’n baan had ik ooit. Voor een jaar of tien. Leerzame jaren. Maar ik was er op een gegeven moment helemaal klaar mee. Om me heen regende het bezuinigingen en (deeltijd)ontslagen. Roerige tijden waar de muziekschool synoniem voor onrust was. Zelfs met de deur van je leskamer dicht. Pilots en proeftuinen vlogen je om de oren. Net als bezuinigingen. En daar leed het onderwijs van.

Meer werd minder

Bezuinigingen, oftewel: meer leerlingen in minder tijd en meer werken voor minder loon. Op een gegeven moment naderde het punt dat groepslessen de individuele lessen voor een belangrijk deel zouden vervangen. Van 30 minuten individueel les per leerling terug naar 25, 20 minuten en toen naar 4  leerlingen in een uur gevolgd door de eerste jaren groepsles met tot 10 leerlingen per uur. (Waarom ik vond en vind dat groepsles geen goed idee is lees je hier.).
Het was voor mij de druppel, ik besloot dus te stoppen. Ik had er geen plezier meer in. Omdat ik les moest gaan geven op een manier waar ik geen vertrouwen in had, omdat er een aftakeling ingezet werd.
Ik verliet een langzaam zinkend schip en maakte een sprong in het diepe: ik werd zzp-er. Niet omdat ik zo nodig een eigen bedrijf wilde opzetten, maar omdat het niet anders kon.

Na mijn laatste werkdag in het gebouw met de faciliteiten en collega’s heb ik precies 1 minuut een lichte “wat-heb-ik-nu-gedaan-paniek” ervaren, maar daarna was het alleen maar een opluchting: ik was vrij om het muziekonderwijs vorm te geven naar mijn eigen inzicht.
En dat is helemaal niet zo’n uitzonderlijk inzicht, vooral niet voor wat de kaders betreft: die zijn zo ongeveer precies zoals ik zelf les heb gehad vroeger. Aan dezelfde muziekschool met gebouw, faciliteiten, collega’s en conciërge. Toen kregen de leerlingen nog minimaal een half uur individueel les per week (maar ook 45 minuten of 60 was niet ongewoon) en speelden we ook nog eens in een ensemble of orkest. Groepsles naast de individuele les en de focus op het ambacht, een op een les van een gedreven en professionele docent.

Olé Olé: z.z.p

Maar toen was ik dus opeens zzp-er. Zonder baan, gebouw, faciliteiten, collega’s, conciërge en pensioenopbouw. Het opzetten van de lespraktijk ging behoorlijk snel en was een avontuur. Ik was nu immers receptionist, afdelingshoofd, administrateur, conciërge, reclame-afdeling, website bouwer, video-specialist, it-afdeling en koffieautomaat tegelijk. En ook nog docent ja.

Mijn lespraktijk begon ik 9 jaar geleden en bestaat uit een groep van (max.) 35 gitaristen die allemaal 30 of 45 minuten individueel les hebben, veel samenspelen in ensembles en orkest en regelmatig optreden. Er is veel animo voor de gitaarles en ik heb er ontzettend veel plezier in. Temeer omdat ik mijn beroep kan uitoefenen op de manier die m.i. het beste is voor de gitaar, de muziek en de leerling. Maar;

De positie van de muziekdocent en het muziekonderwijs in Nederland verontrust mij meer dan ooit. Veel docenten moeten zzp-er worden en een vast dienstverband is bijna zeldzaam. Onafhankelijk en sterk was ooit synoniem voor  je eigen praktijk opzetten, maar de werkelijkheid van het zzp-schap is stukken minder geweldig. Tenminste, wat je verdienste en zekerheid betreft.

Investering

Laat me de situatie schetsen. Een fulltime les-baan bestaat uit 40 uur werk in de week. Daarvan is 65% lesgeven en 35% voorbereiden en ontwikkelen. Dit was vroeger standaard op een muziekschool en ook in het primair- en voortgezet onderwijs. Inderdaad, deze verhoudingen zijn de laatste jaren verpulverd door de bezuinigingen, maar is nog wel een verhouding die recht doet. Concreet geeft een docent met een fulltime praktijk dus 26 uur les (iets meer dan 5 uur per dag) en is er 14 uur aan voorbereiding per week.

Stel, een jaar 30 minuten individueel muziekles kost zo’n 840 euro. Misschien is je eerste gedachte dat dat een hoop geld is. Maar stel dat je 26 uur lesgeeft in de week, dan zou je 52 leerlingen a 840 euro kunnen plaatsen. Maak de som maar: over 40 weken gerekend en een werkweek van 40 uur kom je uit op een uurtarief van 27,30 euro bruto.

Je ziet: voor de leerlingen is het een investering, maar voor de docent ook, want:

Van die 27,30 euro (bruto per uur) moet namelijk ook nog (i.t.t. de baan in het gebouw) alles betaald worden: huur van je leskamer (3 tot 6 euro per uur), al je les-benodigdheden zoals instrumenten, boeken, accessoires, reiskosten, huur voorspeellocaties, etc.  etc.  etc. Als je al deze kosten hebt voldaan zou je ook nog willen sparen, pensioen willen opbouwen en je eigen willen verzekeren tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid. Zou je willen ja, want dat lukt gewoonweg niet met je zzp-inkomen. O ja, de belastingdienst wil ook nog graag een deel, en voordat je het weet heb je een netto inkomen dat zorgt voor een (duur) telefoontje van je accountant die je terecht de vraag stelt of het wel allemaal goed gaat. En met een blik op je spaarrekening snap je wat de politiek onbedoeld bedoelt met “linkse hobby”.

Vergeet trouwens ook niet dat een muziekdocent tussen de 35 en 40 weken per jaar les geeft. De overige weken (12  tot 17 per jaar!) zijn niet van inkomen voorzien, dus je “vakantiegeld” komt ook nog eens uit die 27,30 euro per uur.

Waarde van je werk

Vakbonden stellen als richtlijn een uurtarief van 45 euro voor de muziekdocent. Muziekdocenten berekenen dit bedrag aan de leerlingen, maar alleen voor het aantal minuten les en niet voor de overige 35% voorbereiding. Wil je als muziekdocent een realistisch inkomen hebben dan moet je ook het volledige bedrag berekenen, dus lestijd plus voorbereiding! Is muziekonderwijs dat waard? Ja. Zijn de gekwalificeerde docenten dat waard? Zeker.

Maar een leerling zou dan voor een half uur les zo’n 1400 euro per jaar betalen. Is muziekles dat waard? Ja.
Is dat een realistisch bedrag voor een leerling of een familie met 1,2, 3,4  kinderen? Nee. Lang niet voor iedereen (of voor de meeste families niet) en zo’n bedrag werkt drempelverhogend. Ja, er zijn inkomensafhankelijke subsidies, maar die gelden vaak alleen voor gezinnen die leven op bijstandsniveau. Zit je daar (net) boven dan heb je pech. Maar ook met een modaal inkomen en 1,2,3,4 kinderen is muziekles voor veel mensen een te dure hobby. En het muziekonderwijs voor volwassenen wordt ook nog eens belast met 21% BTW.

Over het belang van muziekonderwijs hoef ik het niet te hebben. Het is bewezen hoe essentieel dit is voor de ontwikkeling van kinderen is en wat de impact van musiceren op het welzijn van de mens is. Waarom dit dan zo onbereikbaar maken. Waarom het beroep zo onaantrekkelijk mogelijk maken?

De docent als subsidiënt

Ik mag hopen dat er op korte termijn een kentering komt, dat de politiek muziekonderwijs serieus gaat nemen. Dat muziekdocenten het hoofd beter boven water kunnen houden en dat er een constructie wordt bedacht zodat gekwalificeerde docenten ook een waardig inkomen kunnen vergaren. Dat de subsidies op de een of andere manier terug komen. Dat muziekonderwijs weer gerespecteerd wordt en de drempel voor de leerling door middel van subsidies verlaagd wordt. Want momenteel zijn het de docenten die de lessen subsidiëren ten koste van hun eigen zekerheid en toekomstperspectief. Alle rek is eruit. Zonder ondersteuning van de overheid zal ons muziekonderwijs het niet redden. (meer over de voor en nadelen van subsidie lees je binnenkort hier)

Er moet geld naar het muziekonderwijs en niet alleen naar kortdurende impuls projecten maar juist naar het ambacht. Zodat er tijd is voor kwaliTIJD, kwantiTIJD en waardering voor het vak en de docent.

En wat mij betreft zou elke gemeente een muziekschool moeten hebben. Je weet wel, in een gebouw, met faciliteiten, postvakje, vergaderingen, collega’s en een koffieautomaat. Met een conciërge die helpt met spullen klaarzetten. Een administratie voor al het papier- en computerwerk. Een baan. Met verzekeringen, pensioenopbouw, een loonstrook, een eindejaarsuitkering en vakantiegeld. Een baan. In een gebouw met collega’s waar je mee van gedachten kan wisselen. Die geen concurrenten van elkaar zijn maar samenwerken. Zo’n gebouw met een mooie concertzaal en met ARBO gekeurde leskamers, met alle benodigdheden en instrumentarium, geluidsdicht en akoestisch verantwoord voor de oren.
Zo’n baan op een muziekschool met minstens 30 minuten individueel les voor alle leerlingen en veel samenspel.